In een winter die vooral kenmerken van een herfst heeft, loop en fiets ik frequent door het hart van Rotterdam en Den Haag. Zelfs op dagen dat er geen sprake is van Ciara en Dennis valt het niet mee om op het Rijswijkseplein nabij Den Haag HS op de fiets te blijven zitten. Lopen van Rotterdam CS, tussen het gebouw van NN en het spoor naar kantoor in het Schieblock vraagt een stevige krachtsinspanning.
Beide locaties hebben gemeen dat de kwaliteit van de openbare ruimte niet uitnodigt om hier lang te verblijven. Ook niet in meer zomerse tijden. Een andere overeenkomst is dat deze plekken als toplocaties gezien worden en zijn aangewezen voor verdere ontwikkeling. Die ontwikkeling omvat onder meer hoogbouw. De recente Hoogbouwvisie van Rotterdam wijst locaties aan voor hoogbouw, waaronder het centrumgebied met uitbreiding naar Pompenburg. Dit betekent nog meer hoogbouw langs mijn looproute.
In het voorwoord van de Rotterdamse hoogbouwnota zegt de wethouder: ‘Een mooie skyline is prachtig, maar op de grond moet het ook leuk blijven. We willen niet dat een wandelaar of fietser het gevoel heeft in een willekeurige stad te zijn. Daarom bestaan er spelregels voor de “Rotterdamse laag”. We willen dat iedere wijk haar eigenheid behoudt. Hoogbouw mag, maar het moet in de omgeving passen. We willen torens met een mix van woningen, bedrijven, horeca, groen en andere voorzieningen.’
“Waarom en voor wie is hoogbouw op deze plekken bedoeld?”
De Haagse hoogbouwnota Eyeline en Skyline heeft als inzet ‘om de “skyline” van Den Haag te verbinden met de belevingskwaliteit van de stad op ooghoogte en de buitenruimte ter plekke: de ‘eyeline’. Hoogbouw is geen doel op zich, maar een middel om strategisch om te gaan met de beperkte ruimte die de stad nog heeft. Doel is de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid van de stad op de lange termijn te waarborgen en het vestigingsklimaat te versterken ‘, aldus het beleidsstuk uit november 2017.
De nota’s staan vol met prachtige intenties en hebben oog voor veel aspecten die gerelateerd zijn aan hoogbouw, waaronder wind, bezonning en inrichting van de plint. Ze werpen bovendien hun vruchten af. Investeerders, ontwikkelaars en architecten zien kansen en komen met prachtige artist impressions van gebouwen voor “Manhattan aan de Laak” of “Tree house Delftseplein CS”. Termen als markant, duurzaam, circulair bouwen, stadstribune, landmark, continue levendigheid en “monument van de toekomst” vliegen je om de oren. Te mooi om waar te zijn, denk ik nadat ik mijn fiets bij Den Haag HS heb gestald en een half uur later van Rotterdam CS door wind en regen naar kantoor loop.
Uitgewaaid aangekomen vraag ik me af: waar is de mens die elke dag een passant is in deze omgeving? Waarom en voor wie is hoogbouw op deze plekken bedoeld? Is er een alternatief met een meer menselijke maat in beschouwing genomen? Is er wel een markt voor deze hoogbouw? Helpen deze architectonische iconen de stad daadwerkelijk vooruit? Waar zijn de stadssociologen, planologen en stedenbouwkundigen die tegenwicht kunnen bieden tegen architecten, investeerders en ontwikkelaars met ronkende namen zoals Life makes Sens?
“XXL boven de grond betekent ook XXL onder de grond”
Een stad maken is vooral een openbare ruimte maken. Een ruimte waar mensen zich jaarrond prettig voelen en tijd willen doorbrengen. ‘Op de grond moet het leuk zijn’, zoals de wethouder van Rotterdam terecht in zijn voorwoord meldt. Ik zie dat niet terug in de ontwerpen van de afzonderlijke bouwwerken, niet als vertrekpunt en ook niet als eindpunt. Laten we overigens de ondergrond niet vergeten. Bedenk dat XXL boven de grond ook XXL onder de grond betekent. Bij elke schop dieper de grond in nemen de kosten exponentieel toe. Een (te) duur fundament mag aanleiding zijn voor een heroverweging van de luchtkastelen die ons voorgespiegeld worden.
Henk Puylaert
gepubliceerd op ROmagazine 4 maart 2020.
Bekijk onze projecten
Partners in gebiedsontwikkeling