De energietransitie is al enige jaren een speerpunt in ruimtelijke beleidsontwikkeling. De focus ligt op zon en wind. Niet ten onrechte. Het is geen sinecure om grote oppervlakten zonnepanelen in stad en land netjes ingepast te krijgen. Laat staan windturbines, die in twintig jaar tijd verviervoudigd zijn in hoogte en omvang.

De vraag naar elektriciteit blijft de komende decennia groeien. All electric opties voor woningen en bedrijven als alternatief voor olie en gas, sterke groei van het elektrisch vervoer, het toenemend datagebruik met bijbehorende groei van energievretende datacenters wijzen op een toekomst met meer vraag naar elektriciteit uit duurzame bronnen zoals wind en zon.

Minder aandacht in de ruimtelijke ontwikkeling krijgt de (hoofd)infrastructuur voor transport van elektriciteit. De beschikbare transportcapaciteit loopt nu al achter op de vraag (ACM, 2020). Uit systeemstudies over de energie-infrastructuur (CE Delft, TNO, e.a., 2020) voor een aantal provincies komen de knelpunten helder naar voren. De belangrijkste zijn onvoldoende capaciteit voor levering aan woningen en industrie en onvoldoende capaciteit voor inpassing van zonneparken. Deze infrastructuur, waaronder trafo’s en hoogspanningsleidingen, moet ingepast worden: bovengronds en/of ondergronds. De aanleg van een hoogspanningsleiding tussen Wateringen en Zoetermeer illustreert dat dit trajecten van lange adem zijn, zeker als dit bovengronds gebeurt. De Raad van State blijft daarbij niet buiten beeld.

Voor elektriciteitsinfrastructuur biedt de ondergrond ruimte. Zeker, netjes inpassen van infrastructuur in de ondiepe ondergrond is een niet te onderschatten uitdaging: het is daar druk. En ook voorzieningen voor een klimaatbestendige inrichting claimen ruimte. Leidingen en boomwortels zijn lastig te combineren. Maar toch biedt de ondergrond kansen voor de energietransitie. Zo levert de ondergrond ruimte voor de aanleg van warmtenetten. Uit een oogpunt van ruimtelijk kwaliteit een kansrijke oplossing zonder aantasting van het (stads)landschap. De ondergrond dient ook als warmtebron, zoals bij geothermie, alsmede warmte en koude buffer bij warmtekoude-opslag.

Zorgen over de kansen van geothermie

Bij warmte laat de ondergrond zich van zijn ondoorgrondelijke kant zien. De gaswinning in Groningen is een schrikbarend voorbeeld, dat ook grote zorgen oplevert voor de winning van warmte door geothermie. Geothermie als bron voor een warmtenet in het noordwesten van de stad Groningen kreeg in 2017 geen groen licht van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) vanwege het risico op aardbevingen. Het project krijgt een vervolg met warmte van datacenters als bron. Zeer recent is het aardwarmteproject Californië Lipzig Gielen in Horst failliet verklaard. Het project is twee jaar geleden stilgelegd door SodM, nadat het sinds 2015 in bedrijf was. Een lichte aardbeving vormde de aanleiding. Twee jaar later is op basis van het onderzoek niet voor honderd procent uit te sluiten dat deze beving is veroorzaakt door de winning van aardwarmte. SodM heeft daarom niet ingestemd met hervatting van de winning.
Aan het begin van het traject van de Regionale energiestrategie (RES) in Noord- en Midden-Limburg was er hoop dat het goed zou komen. Geothermie was het lonkend perspectief voor de warmtevoorziening in de regio Venlo. In de aanloop naar de concept RES, die enige maanden voor het faillissement verscheen, voelde men de bui al hangen. Te lezen is ‘op dit moment is geothermie nog een te onzekere bron om mee te nemen in onze plannen’. Alternatieven zullen gezocht moeten worden in individuele oplossingen. De concept RES stelt ‘een (hybride) warmtepomp, zowel lucht als bodem, biedt als warmteoplossing de grootste kansen in onze regio’.

Warmte en elektriciteit zijn niet los van elkaar te zien en claimen beiden ruimte in de ondergrond

Bij gebruik van vele individuele oplossingen in de bodem zal een zorgvuldige ordening nodig zijn om tot een optimaal gebruik van de ondergrond te komen. Interferentie tussen systemen en burenruzie over warmte moet worden voorkomen. En vergeet niet dat deze lage temperatuur warmte nog veel elektriciteit vraagt om op de gewenste temperatuur te komen. Warmte en elektriciteit zijn niet los van elkaar te zien en claimen beiden ruimte in de ondergrond.

De ondoorgrondelijke ondergrond zorgt bijna altijd voor verrassingen, meestal in negatieve zin. Daar moeten we van doordrongen zijn. De ondergrond is kwetsbaar, kan terugslaan en biedt beperkte ruimte waar meerdere claims op liggen. Dit vraagt veel tijd voor onderzoek en veel ontwikkeltijd voor projecten.

Er gaat heel veel energie in de energietransitie zitten. Vele betrokken professionals en burgers zijn optimistisch over de haalbaarheid van de doelen uit het Klimaatakkoord. Onder meer verzet tegen de ruimtelijke inpassing van zon en wind en de capaciteit van onze netwerken staan een tijdige haalbaarheid van die doelen in de weg. Besef bovendien dat het doel 2030 in 2025 gegund moet zijn. Dan is het naïef om te denken dat er nog een schepje bij kan: van 49 naar 55 procent reductie van de CO2-uitstoot in 2030 zoals de EU voor ogen staat. Het getuigt van weinig oog voor de ondergrondse en bovengrondse ruimte, en van onvoldoende besef dat er te weinig capabele mensen beschikbaar zijn om de klus te klaren. Laten we vooral op zorgvuldige wijze projecten van de grond trekken en bovenal investeren in energiebesparing én het beschikbaar krijgen van mensen die deze mega-operatie ook vakbekwaam kunnen uitvoeren.

Dit blog is op 5 november 2020 verschenen op romagazine.nl