Soms komen dingen onverwacht samen. De inhoud van Stadsleven van Richard Sennett was nog aan het indalen. In Ilja Leonard Pfeiffer’s Grand Hotel Europa was ik halverwege. Uit een nieuwsbrief pikte ik het Nederlandstalige rapport Guiding Principles Metro Mix (wie verzint zo’n titel?) van rijksadviseur Daan Zandbelt op over hoogstedelijke gemengde milieus in een nieuwsbrief. Ik verbaasde me over de vergelijking die vakgenoten zoeken met metropoolgebieden zoals Londen, Parijs en New York. Mogelijk versterkt omdat ik op het punt van vertrek stond naar Vlaanderen en de meest Vlaamse stad in Noord-Frankrijk, Lille/Rijssel, die zichzelf al vijftig jaar afficheert als onderdeel van de ‘Métropole européenne de Lille’.
Soms komen dingen onverwacht samen. De inhoud van Stadsleven van Richard Sennett was nog aan het indalen. In Ilja Leonard Pfeiffer’s Grand Hotel Europa was ik halverwege. Uit een nieuwsbrief pikte ik het Nederlandstalige rapport Guiding Principles Metro Mix (wie verzint zo’n titel?) van rijksadviseur Daan Zandbelt op over hoogstedelijke gemengde milieus in een nieuwsbrief. Ik verbaasde me over de vergelijking die vakgenoten zoeken met metropoolgebieden zoals Londen, Parijs en New York. Mogelijk versterkt omdat ik op het punt van vertrek stond naar Vlaanderen en de meest Vlaamse stad in Noord-Frankrijk, Lille/Rijssel, die zichzelf al vijftig jaar afficheert als onderdeel van de ‘Métropole européenne de Lille’.
Lille is een leuke oude stad, veel cultuur met mooie musea, zeker inclusief de metropoolregio met het prachtige gebouw van museum La Piscine in Roubaix, ooit het ‘mooiste zwembad van Frankrijk’. Ga daar heen en neem dan de fantastische metro (‘Véhicule Automatique Léger’- VAL). Al sinds medio jaren tachtig volledig automatisch, hoogfrequent en snel accelererende door het gebruik van luchtbanden.
Wie in het Gare Lille Europe, met mooie wandschilderingen, uit de metro stapt, komt in Euralille: het moderne (zaken)centrum van de stad. Een stedenbouwkundig wangedrocht waar toonaangevende architecten als Koolhaas en Nouvel zich hebben uitgeleefd. Hier wordt aangetoond dat een sterarchitect nog geen bekwaam stedenbouwkundige is.
“Een sterarchitect is nog geen bekwaam stedenbouwkundige”
Euralille is een groot incident, dat geen enkele binding heeft met de oude stad. Zie het enorme, in zichzelf gekeerde, winkelcentrum waar je op zaterdag over de hoofden kunt lopen en waar ik zo snel mogelijk weg wilde vluchten. De vergelijking met de wijze waarop Sennett het Googlecomplex in New York beschrijft: een wereld losgezongen van wat zich buiten afspeelt en waar elke weerstand om te consumeren moet worden weggenomen. Buiten waai je weg, heb je geen enkel idee waar je heen moet en is je lot verdwalen tussen beton en geparkeerde auto’s. Als je geluk hebt, kom je in een prachtige tuin, een stadsoase, terecht: Le jardin des géants. Ook dat is Euralille.
Een volgende stop is Gent. Een levendige stad , bruisend (heel veel studenten), schoon (‘proper’) en in het centrum nagenoeg autovrij. De wandelaar en fietser hebben de (binnen)stad in handen gekregen. Dat is een verademing. Naar de binnenstad zijn er snelle directe fietsverbindingen met directe onderdoorgangen langs de Leie.
Er zijn veel toeristen maar Giethoornse, Amsterdamse en Venetiaanse toestanden blijven (nog?) achterwege. Hebben de Vlamingen een hoger kwaliteitsbesef dan wij in Nederland, zowel qua eetcultuur als zorg voor hun historische omgeving? Kijk vooral naar hoe wij met steden van vergelijkbare en grotere omvang omgaan.
Toch wordt in Gent het stedenbouwkundig experiment niet geschuwd, getuige de stadshal en de nieuwe bibliotheek (gebouw De Krook), die in een historische omgeving eigentijdse kwaliteit toevoegen. Niet alle pleinen in de binnenstad zijn autovrij zoals de omgeving van de Vrijdagmarkt en Sint Jacobskerk. Je ervaart dit als een dissonant in een aangename omgeving. Gent heeft in betrekkelijk korte tijd van vijf jaar de switch gemaakt om daadwerkelijk de binnenstad terug te geven aan de voetganger en fietser. Stof voor een internationaal vergelijkende studie naar de kwaliteiten in stedelijke centra.
“Bescheidenheid heeft onbescheidenheid nodig om gewaardeerd te worden”
Een vakantieweek is zo voorbij. We kunnen veel leren van gebieden in het (nabije) buitenland, die een schaal hebben waarop we in Nederland ook acteren. Zorgvuldigheid in ruimtelijke inpassing, oog voor verbinding met het grotere geheel, menselijke maat, aangename verblijfsruimte op pleinen en straten, etc. Je afvragen ‘word ik (en met mij vele anderen) hier blij en gelukkig van?’ zouden de drijfveren moeten zijn in onze vakbeoefening. In de woorden van Richard Sennett: ‘De ethische verbinding tussen stedenbouwkundige en stedeling ligt in een bepaalde bescheidenheid: de eenling levend onder velen, betrokken in een wereld die niet de jouwe is. Dat leven, als enkel individu tussen vele andere, biedt de mogelijkheid tot, in de woorden van Robert Venturi, “liever rijkdom van betekenis dan helderheid van betekenis”. Dat is de ethiek van de open stad.’
Bestaat de waardering voor sommige plekken niet bij de gratie van de wanstaltigheid van andere plekken? Bescheidenheid heeft onbescheidenheid nodig om gewaardeerd te worden.
Henk Puylaert
Gepubliceerd op romagazine.nl (mei 2019)
Bekijk onze projecten
Partners in gebiedsontwikkeling